HISTORIE ACUPUNCTUUR

 

 

De geschiedenis van de Acupunctuur

 

De geschiedenis van de acupunctuur gaat terug tot prehistorische tijden. Toen al werden eenvoudige naalden van steen, later porselein en keramiek, gebruikt voor medische doeleinden. Pas veel later, in het bronzen tijdperk, werden deze naalden vervangen door metalen naalden die in de loop der eeuwen steeds verder werden verfijnd.

 

De traditionele Chinese geschiedschrijving begint met verhalen over het volk van de berg Hoea en het volk van de rivier Xia, waarschijnlijk gelegen in respectievelijk de huidige provincie Honan en het wat zuidelijker gelegen Hupei. Daar ligt de basis van de Chinese cultuur die bekend staat als de Yang-Shau-beschaving,  Het ontstaan van deze beschaving  wordt toegeschreven aan de drie Keizers, de zgn. pioniers, Fu Si (+2852 v. Chr.) , Shen Nung (+2737 v. Chr.) en Huang Ti (+2679 v. Chr.)

 

Aan Fu Si wordt de theorie van de 8 trigrammen op basis van de elementenleer toegeschreven. De Materica Medica, met daarin 300 beproefde middelen tegen ziekte, aan Shen Nung. Huang Ti, oftewel de legendarische Gele keizer, ontwikkelde de eerste kalender. De Nei-ching staat eveneens op zijn naam.

 

In de Chu-ching worden voor het eerst de 5 elementen genoemd (Hout, Vuur, Aarde, Metaal en Water) en worden de seizoenen beschreven.

Tijdens de eerste twee dynastieën (2197-1122 v Chr.) verwaterde de kosmologische bestuurswetmatigheden.  Het was is deze periode dat koning Wen in gevangenschap de theorie van de 8 trigrammen van Fu Si bestudeerde en een groot deel van de I-ching schreef.

 

In de daarop volgende Chou-dynastie (1122-249 v Chr.) haalde keizer Wu de elementenleer uit de vergetelheid. Koning Tj’i geeft in een gesprek met keizer Wu een uiteenzetting van de elementenleer en de 8 trigrammen en zet uiteen hoe met behulp van ‘Het Grote Ontwerp’ de trigrammen gebruikt konden worden om voorspellingen te doen.

Het Grote Ontwerp werd toevertrouwd aan keizer Yü, die bij de rivier Lo een groot schildpad zag oprijzen met duidelijke tekens op zijn schild wat hem inspireerde tot het schrijven van ‘Het Grote Ontwerp’.

Het is zeer waarschijnlijk dat zich het Taoïsme tijdens deze Chou-dynastie heeft ontwikkeld tot een soort staatsgodsdienst met streng vastgestelde riten en gebruiken.

 

In d e6de eeuw v Chr., de tijd van de legendarische filosofen zoals Lau-ze, Confusius en Mencius, werden vele Taoïstische werken gepubliceerd, zoals de Nei-ching, de Shu-ching en Shih-ching. Confusius herschreef de I-ching, zodat ‘Het Grote Ontwerp’ niet meer nodig was om voorspellingen te doen. Hierdoor ontstond een behoudende conformistische variant van het Taoïsme, het Confucianisme.

 

Tijdens de Ch’in-dynastie (221-210 v Chr.) kwam koning Cheng aan de macht en vestigde een dictoriaal regiem. Ui vrees voor het geschreven woord gaf hij in 213 v Chr. opdracht voor de grote boekverbranding. Enkele voorname werken zoals de I-ching, geneeskundige, farmaceutische en landbouwkundige werken bleven gespaard.

 

De Han-dynastie (206 v Chr.- 220 n Chr.) gaf weer ruimte aan het filosofisch denken en het Confucianisme werd tot staatsideologie verklaard. In deze periode kon zich de geneeskunde tot ongekende hoogte ontwikkelen, wat betreft medicamenten, maar ook wat betreft de chirurgie. Onder algehele verdoving werden grote operaties uitgevoerd, vermoedelijk zelfs hersenoperaties.

In de periode na de Han-dynastie (220 tot 1644 n Chr.) beleefde de acupunctuur haar grootste bloei. Het is onvoorstelbaar hoe goed de Chinezen waren ingevoerd in de anatomie, de fysiologie en de pathologie van het menselijk lichaam. En dat in een tijd dat in Europa de geneeskunst niet verder gevorderd was dan het bezweren met toverformules en een ziekte nog algemeen als straf voor begane zonden werd beschouwd.

In de 6de eeuw kende men in China al ziekenhuizen en werden ziekten zoals pokken, lepra, difterie en scheurbuik behandeld. Men had de eerste medische hogeschool ter wereld en werden er manshoge bronzen beelden gegoten met kleine gaatjes op de plaatsen van de 361 klassieke acupunctuurpunten.

 

Tijdens de Ch’ing-dynastie (1644-1912 na Chr.) heersten de Mandsjoes over China. Deze hadden diep respect voor de chinese beschaving, maar stonden ook meer open voor de westerse wetenschap. De westerse wetenschap was inmiddels zo ver gevorderd, dat ze bepaalde natuurverschijnselen tot op de minuut konden voorspellen. Dit dwong bij de Mandsjoes diep respect af. De mechanica vlg. Newton was volkomen strijdig met de elementenleer en dit leidde er uiteindelijk toe dat de Mandsjoe-keizer zich niet meer met acupunctuur wilde laten behandelen. In 1822, onder het regiem van keizer Tau Kwan, kwam het zelfs tot een algeheel verbod op het toepassen van acupunctuur. Hij kon echter niet voorkomen dat op het platteland de zgn. ‘barefoot-doktors’ intensief geraadpleegd werden. Met dit algehele verbod is er veel waardevolle kennis verloren gegaan.

 

Het duurde tot 1944 dat Mao Ze-dong de acupunctuur weer als volwaardige geneeswijze erkende en een plaats gaf naast de westerse geneeswijze. Dankzij de universitaire aanpak van de acupunctuur kon deze geneeswijze zich binnen enkele decennia weer ontwikkelen tot het hoge niveau van zo’n 300 jaar geleden.

 

 

©2021 NovuSign-Maastricht  |  Aan de inhoud van deze website kan door de bezoeker geen recht worden ontleend  |  Privacyverklaring